ds. Wilco van Wakeren
Johannes 3:1-16
In de
nacht komt de ziel tot leven
Hij komt in
de nacht. Nikodemus. Een man met naam, gewicht, geleerdheid. Niet zomaar iemand
uit het volk, maar een leraar van Israël, een wetgeleerde, iemand die tot het
Sanhedrin behoort.
Hij staat
niet buiten de religieuze traditie, maar is erdoor gevormd. En toch komt hij —
voorzichtig, misschien op zijn hoede — in de nacht. Want er is iets in hem aan
het verschuiven.
Die nacht is
veelbetekenend. In het Johannesevangelie heeft de nacht niet alleen een
letterlijke betekenis, maar ook een symbolische. Het is de sfeer van
onzekerheid, verborgenheid, zoeken.
In de nacht
ligt alles open — de maskers vallen, de zekerheid verliest haar stem, en het
hart begint aarzelend te spreken.
In de stilte
van de nacht ontwaakt soms iets wat overdag geen ruimte krijgt. En zo komt
Nikodemus.
Zijn woorden
zijn beleefd: “Rabbi, wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen
is.” Maar Jezus breekt deze beleefdheid open. Hij antwoordt niet op het niveau
van religieuze erkenning, maar raakt direct het diepere spoor aan.
“Voorwaar,
ik zeg u: tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het koninkrijk van God
niet zien.”
Jezus
spreekt hier niet over een nieuwe overtuiging, maar over een nieuw bestaan.
Niet over uitbreiding van kennis, maar over een fundamentele transformatie van
de mens.
De vroege
kerk las in deze woorden de doop, het sterven aan het oude leven en het geboren
worden in Christus. Maar er is ook een andere laag — een dieper mystiek
verstaan.
De weg van
de mysticus als een innerlijk proces gaat in fasen: dit wordt vaak beschreven
als ontwaken, loutering, de donkere nacht, verlichting en ten slotte eenwording
met het goddelijke.
En wie goed
luistert naar dit nachtelijke gesprek, hoort hoe die weg in Nikodemus al begint
te trillen.
Wat bij hem
gebeurt, is het eerste: het ontwaken. Niet als besluit, maar als ervaring. Er
is een vermoeden van ‘meer’, van echtheid, van goddelijke nabijheid.
Niet meer in
de vertrouwde vorm van wet en traditie, maar als een geestelijke fluistering.
De ziel wordt wakker.
Nikodemus
ontdekt niet iets nieuws, maar herinnert zich iets wat altijd al waar was.”
Wat
Nikodemus in Jezus ontmoet, is niet te vangen in wetten of leerstellingen. Hij
ervaart een heilig vermoeden — iets in hem wordt aangeraakt, iets dat tegelijk
vertrouwd en vreemd is.
Hij is niet
tot Jezus gekomen om te leren, maar omdat hij diep vanbinnen is geraakt.
Maar dan
volgt onmiddellijk verwarring. “Hoe kan iemand opnieuw geboren worden als hij
al oud is?” vraagt hij. De ontwaking is zelden helder.
Vaak gaat
zij gepaard met onzekerheid, met het loslaten van wat vertrouwd is. Jezus
spreekt van geboren worden uit water en Geest.
Hij gebruikt
woorden die verwijzen naar stroming, naar vloeibaarheid, naar adem - naar
iets dat niet maakbaar is, maar dat je geschonken wordt.
Alles wat
zekerheid gaf — posities, kennis, beelden van God — begint af te brokkelen. Wat
ooit houvast gaf, belemmert nu de doorgang naar binnen. De ziel moet loslaten
wat haar vasthoudt. Niet uit dwang, maar omdat ze anders niet verder kan
ademen.
De ‘tweede
huid’ van sociale rollen, religieuze prestaties of morele superioriteit moet
worden afgelegd. Loutering is het pijnlijk proces waarin wij worden afgepeld
tot wie wij werkelijk zijn.
Geen heilige
bovenlaag, maar een afhankelijk mens. Adem van God. Ontvankelijk
lichaam.
Het is deze
loutering die ook in ons geloof plaatsvindt als we niet langer kunnen geloven
zoals vroeger. Als de oude taal niet meer werkt. Als God te groot wordt voor
onze systemen. Dan begint de ziel zich opnieuw te openen, niet vanuit
zekerheid, maar vanuit kwetsbaarheid.
Maar deze
kwetsbaarheid kent ook een diepte. Want wie verder gaat op deze weg, komt zeker
ook in de donkere nacht van de ziel.
Een fase die
vaak als verlatenheid wordt ervaren. Alsof God verdwenen is. Gebed voelt leeg,
de hemel gesloten. De beelden die ons troostten, werken niet meer. De mystieke
traditie heeft deze nacht herkend als het moment waarop de ziel wordt
losgemaakt van het verlangen naar troost, naar God als ervaring.
Ze leert
lief te hebben omwille van God alleen. Geloven zonder bewijs, hopen zonder
zicht, beminnen zonder gevoel.
Misschien
zijn er mensen die dat herkennen. Die in stilte leven met een God die zwijgt.
Die in de nacht geen stemmen meer horen, maar wel blijven.
De weg van
Nikodemus voert niet naar onmiddellijke helderheid, maar naar trouw in het
niet-weten.
En dan,
onverwacht, breekt Jezus door met woorden die als licht zijn: “Zo lief had God
de wereld…”
Dat is de kern. Geen systeem, geen oordeel, maar liefde.
Radicale, onbegrijpelijke liefde.
Niet aan
voorwaarden gebonden. Niet voor wie goed leeft, maar voor ieder mens die
verlangt. “Opdat ieder die gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven
heeft.”
En dat
eeuwige leven, zegt Johannes elders, is dat wij God kennen — niet als object
van kennis, maar als bron van leven.
Hier breekt
iets van de verlichting door. Niet als permanente extase, maar als flits van
vrede.
Als
innerlijk weten: ik ben gekend. Ik ben geliefd.
En alles is
in die liefde opgenomen. Verlichting is niet de beloning voor lijden, maar een
geschenk - een genadige glimp van de werkelijkheid achter de sluier. Wie haar
ontvangt, wordt zachter. Dankbaarder. Geen veroveraar van God, maar ontvanger
van licht.
Van
Nikodemus horen we hierna niets meer — tot het einde. Als Jezus gestorven is,
verschijnt hij opnieuw. Niet meer als nachtelijke zoeker, maar als stille
dienaar. Hij verzorgt het lichaam van Jezus, brengt mirre en aloë. Zwijgend.
Eerbiedig.
Getransformeerd.
Niet door overtuiging, maar door liefde. Hij is één geworden met de weg die hij
begon te gaan. Niet boven de wereld, maar erin.
Niet als
mysticus in afzondering, maar als mens tussen mensen. Deze eenwording is het
leven in eenvoud, in liefde, in dienstbaarheid. Niet als afsluiting, maar als
vervulling.
Nikodemus is
een geestelijk portret van ons allemaal. Want wij komen ook in de nacht.
In onze
vragen, onze onrust, onze hoop. Wij ontwaken, raken verward, worden gelouterd,
ervaren stilte, en soms: licht. En wie dan blijft, die zal leven.
Niet als
bezit, maar als gave.
Want de
Geest waait waar zij wil. Onvoorspelbaar. Niet te organiseren. Maar wie zich
laat meenemen, wordt geboren — uit water en Geest.
Als kind van
het Licht.
Amen.